Mijn aandacht ging de laatste dagen naar het tijdschrift VOLKSKUNDE (1897-98)
daarin viel me onder "Spreekwoorden en Zegswijzen" een gezegde met "stroowisch" op dat ik onder de aandacht wens te brengen.
Eerste een gravure van Bruegel:
Gravure "De Zomer"(1568) van Pieter Bruegel de Oude in: Pieter Bruegel de oude (ca.1525 - 1569) Boeren, zotten en demonen, geschreven door Rose-Marie en Rainer Hagen, Keulen, 2001,p.71.
Op de gravure De
zomer, gemaakt naar een tekening van Pieter Bruegel wordt ieders
werk nauwkeurig beschreven. Volwassen mannen maaien het koren af met een
Brabantse zeis. Oudere, nog levende boeren, die in deze prent een stuk van hun
eigen leven herkennen, zullen hier wel bevreemd over opkijken: zij deden immers
het graan af met de pik. En kenners van de kunst in de Nederlanden weten dat op
alle middeleeuwse voorstellingen van de graanoogst gewerkt wordt met een
sikkel, een pik, of een werktuig dat het midden houdt tussen een pik en een
zeis.
Nu het gezegde dat mijn aandacht trok:
Die weduwe loopt met een stroowisch op 't gat
Die weduwe stelt zich te koop.
Dit werd gezegd wanneer een jonge weduwe door kleding, houding, enz. duidelijk liet blijken dat zij trouwlustig was.
Het gaat hier ogenschijnlijk over een Fries spreekwoord.
Ik zal je met een bosje stro om de hals te koop zetten.
De gewoonte een te koop geboden voorwerp van een bosje stro te voorzien, was heel lang gebruikelijk, en is nog niet overal uitgestorven. De tweede uitspraak gaat terug tot de tijd dat er nog bepaalde vormen van slavernij bestonden, bij de Germanen (ca. 4de eeuw) bijvoorbeeld. Hij behoeft geen strowis.(1)
In Vlaanderenen Friesland bood men door een busseltje stro iets te koop aan: koopen mest, bijvoorbeeld. In het land van Aalst zegt/zei men al lachend tot een jong meisje dat naar kermis of jaarmarkt trok: "Hebt gij een stroowisch op uw gat?" (Gaat gij u te koop zetten?) En tot de jonge boerin die zonder het zelf te weten uit de koestal één of meer strootjes aan haar rok medesleept, zei men:"Zijtje te koop, hé?" Ben je te koop?)
En dan is er nog de stroman
Iemand die slechts zijn naam tot iets leent zonder werkelijk bij de zaak betrokken te zijn; b.v. bij openbare veilingen, om voor de verkoper het bod te verhogen. In het Frans "Un homme de paille".
De stroman speelt een gemene rol en maakt zich daardoor hatelijk. Die zonderlinge naam aan iem. gegeven die zich door geld laat uitkopen om een lelijke rol te vervullen, staat waarschijnlijk i.v.m. de betekenis van het bundeltje stro uit het voorgaande. De stroman (strooien man) werd door jongens uit het Land van Aalst in de in de eerste meinacht voor de deur van een lichtzinnig meisje (of op een boom bij haar woning) geplaatst.(2), wijst wellicht op de veilheid van het meisje.
In Engeland werd de strowis dikwijls tot schandteken van eerloze vrouwen gebruikt; haar een strowis voorhouden, was haar zwaar beledigen. (3)
wis: komt van Lat. virga (twijg). Met wissen werd de mutsaard(takkenbos) samengebonden . Een wis stro kan ook. Het betekent ook "tuchtroede."(1)
Voor een bedrogen of doorslecht meisje gebruikte men een sloorplant, zinspelend op de dubbele betekenis van sloor = koolzaadplant en slet vrouwmens.(2)
Referentie:
A. De Cock, "Spreekwoorden en zegswijzen, afkomstig van oude gebruiken en volkszeden", in: Volkskunde, Tijdschrift voor Nederlandse Folklore, 10de jg., Gent, 1897-98,p.30.(3)