JH BOSCH, "Een uil in een holle boom" (ca.1516), pentekening: bruin, Berlijn-Dahlen, Kupferstichkabinett, Staatliche Museen, nr. 549, Berlijn. (1)
"Midden voor een woud vol bomen staat een knoestige holle boom waarin een grote uil zit; op de kale takken fladderen links twee papegaaien, rechts kijkt een andere vogel toe. Tegen de boom hangt een specht. Aan de voet heeft zich een vos genesteld, met naast zich een haan. In het bos staan twee grote oren opgesteld, terwijl het grasveld op de voorgrond bezaaid is met ogen.
De betekenis van de voorstelling is dat de mens ten opzichte van de omringende wereld op zijn hoede moet zijn, beter zijn mond niet voorbij kan praten, wil het kwade geen vat op hem krijgen." (2)
Hebben we het hier te doen met een perenboom?
Perenbomen waren tot voor 80 jaar hoogstammen. Sommige bomen hadden als vrucht de kweepeer of ook nog "gatwringers" genoemd.
HET LIED VAN DEN UIL
1
Den uil die op den pereboom zat (bis)
En boven zijn kop een katje zat
Van sieperdondijne van faladera
En boven zijn kop een katje zat,
Den uil viva, hahaha, den uil viva.
2
Den uil die schoot in eenen lach (bis)
Omdat hij dat katjen zijn smoelken zag
Van sieperdondijne, enz.
3
Den uil die schoot in eenen droom (bis)
En hij tuimelde van dienen pereboom
Van sieperdondijne, enz.
4
Men bracht den uil bij een doktoor (bis)
De mevrouw die kwam zelve voor
Van sieperdondijne, enz.
5
Men trok den uil drij oncen bloed (bis)
't Is jammer dat 't beestjen sterven moet
Van sieperdondijne, enz.
6
De pastoor was daar ook omtrent (bis)
Hij kreeg er den steert voor een present.
Van sieperdondijne, enz.
7
De koster was daar ook genood (bis)
Men gaf er hem een heetebrood.
Van sieperdondijne, enz.
8
En als den uil begraven wierd (bis)
Dan waren al de straten versierd.
Van sieperdondijne, enz.
(meegedeeld door Jozef De Cock, uit Meetjesland) (3)
Er is hier geen sprake van een deftige begrafenis, maar enkel een verwijzing naar pastoor en koster die een geschenk kregen. De straten ware versierd bij de begrafenis.
Mij lijkt het een tekst die lang mondeling is overgeleverd en aldus enkel varianten kent.
Uitleg bij de tekst:
once: twaalfde gedeelte van het vroeger gebruikte medicinaal pond (gewicht)
Meetjesland: gelegen in het N.O. van de provincie Oost-Vlaanderen, ca. 1/4 van die provincie. Streek waarin hoofdzakelijk de wedervarens van "van den Vos Reynaerde" zich afspelen.
Een andere versie:
DEN UUL
1
Den uil die op den peer'boom zat. (bis)
Van boven zijn hoofd daar zatter ien kat.
- Van soeberdondeine, van falidera! -
Van boven zijn hoofd daar zatter ien kat.
Den uul vivat! (bis)
2
Het beestje schoit in ienen droom: (bis)
Het vielvan boven neer den boom.
- Van Soeberdondeine, enz.
Het viel, enz.
3
't Was daar dat hij zijn poitsje brak: (bis)
Zij stak'n hem in den rouwzak.
- Van Soeberdondeine, enz.
4
Zij ging'n daarmee naar den doktoor: (bis)
't Was juffrouw die kwam zelve voor.
- Van Soeberdondeine, enz.
5
Zij steld' het beestj' op eenen stoel: (bis)
't Was juust op zijn verstuukten poit.
- Van Soeberdondeine, enz.
6
Zij leien daar ien plaaster op, (bis)
Van aan zen stêrt tot aan zen kop.
- Van Soeberdondeine, enz.
7
Ze trokken nog zes oncen bloed: (bis)
't Is jammer da' 't beestje sterven moet.
- Van Soeberdondeine, enz.
8
Het beestje die gaf zijnen giest: (bis)
De vrienden kreschen al voor 't miest.
- Van Soeberdondeine, enz.
9
De vrienden waren al genoid: (bis)
Ze kregen nog elk een wittebroid.
- Van Soeberdondeine, enz.
10
De koster kwam daar oik ontrent: (bis)
Hij kreeg den stêrt voor een present.
- Van Soeberdondeine, enz.
11
Hij verkocht den stêrt al aan Michiel (bis)
Hij draaid' hem wel zesmaal rond zijn wiel.
- Van Soeberdondeine, enz.
(Alb. Blyau meldde deze versie die uit het Ieperse zou stammen) (4)
De tweede versie lijkt ons wat jonger dan de vorige door het akedotische en door het gebruik van bepaalde begrippen. Hier waren de vrienden genodigd en zij kregen een wit brood. In de andere versie kreeg de koster een "heet" brood, hier krijgt hij een staart. De pastoor is in deze versie verloren gelopen.
De "i" in een aantal woorden kan wijzen op de verlenging van de er voorkomende klank.
Bv.: "schoit" wordt dan schoot
De "i" vinden we nog terug in: "ien","ienen" voor een, enen.
De dubbele "uu" staat voor de hedendaagse "ui": "juust" voor juist.
Het bloed trekken sluit waarschijnlijk aan bij het aderlaten uit vroegere tijden.
En daar kwam een puit
Van singelinge luit
En mijn vertelselken is uit.
(Denderleeuw en Denderbelle)
Bron:
(1) verscheen in "De wereld van de Symboliek: de uil (met of zonder spiegel)", op tekst van Harry Vermeir, p.34, in:het Gouwtijdschrift van Heemkunde Gouw Antwerpen, jg. 43, 2006, nr.4
(2) Catalogus: JHeronimus Bosch, expositie 17.12 te.m. 15.11.1967, 's-Hertogenbosch, Ederland.
(3) A. De Cock,
Volkskunde: Vlaamse Volksliederen, in: "Volkskunde", tijdschrift voor Nederlandse Folklore" , door Pol De Mont en A. De Cock, jg. 10, Gent / Deventer , 1897 - 98, p.173.
(4)
o.c., p.171.