HET LIED
" Naar Oostland willen wij rijden,
naar Oostland willen wij gaan,
naar Oostland willen wij varen.
- Al over de groen heide -
Daar ligt er een betere steê." (2)
steê: stede, stad, plaats
Zij willen richting Oostland om onderweg een betere plaats, steê = stede, stad te vinden.
De versie uit "in dulci jubilo", 2de ed., 1942, p.193. In de hoofding op die blz. schrijft men "tekst en melodie uit Brabant rond 1400". In "Vlaamse Poëzie , 700 jaar Zuidnederlandse poëzie" van Jos Vandeloo, Prisma boeken, 1965, p.78 vond ik ook deze versie maar voor de datering wordt het 13de eeuw.
1. Naer Oostland willen wij rijden.
Naer Oostland willen wij mee,
Al over de groene heiden,
frisch over die heiden!
Daer isser een betere steê.
2. Als wij binnen Oostland komen,
Al onder dat hooge huis fijn,
Daer worden wij binnen gelaten,
frisch over die heiden!
Zij heeten ons willekom zijn.
3. Ja willekom moeten wij wezen,
Zeer willekom moeten wij zijn,
Daer zullen wij avond en morgen,
frisch over die heiden!
Nog drinken den koelen wijn.
frisch: levenslustig, opgewekt.
Hieronder op muziek.
zie boven |
Een andere versie(hieronder) met toegevoegde strofe.
Het begint meer en meer te lijken op een drinklied.
Naar Oostland willen wij rijden
naar Oostland willen wij mee
al over die groene heiden
fris over die heiden
daar is er betere stee.
Als wij binnen Oostland komen
al onder dat hoge huis fijn
daar worden wij binnengelaten
fris over die heiden
zij heten ons willekom zijn.
Ja, willekom moeten wij wezen
zeer willekom moeten wij zijn
daar zullen wij avond en morgen
fris over die heiden
nog drinken wij koele wijn.
Wij drinken de wijn er uit schalen
en 't bier ook zoveel ons belieft
daar is 't zo vrolijk te leven
fris over die heiden
daar woont er mijn zoete lief.
versie uit: www.folkcorn.nl
Het trio Cassiman zong er een beklijvende versie van.
--------
DE HISTORISCHE CONTEXT
Vikingschip van de vloot van Willem van Normandië dat naar Engeland vaart, 1066, Tapijt van Bayeux. |
Tussen de achtste en de tiende eeuw verschenen dergelijke schepen die uit Denemarken, Noorwegen en Zweden kwamen voor de kusten en rivieren van de Noordelijke kuststrook van Europa. Zij waren op zoek naar ruimte en buit. Heel Europa bad: "Heer, bevrijdt ons van de woede van de Noormannen."
De avonturiers, handelslui richten zich naar Rusland, op zoek naar een betere verblijfplaats om handel te drijven. De Noormannen hadden voor hen de Russische rivieren afgeschuimd van het westen naar het oosten en terug.
In de XIde eeuw kwamen de steden bij ons tot ontwikkeling.
De Noormannen werden in Vlaanderen een halt toegeroepen door de oprichting van versterkte plaatsen "castra" of ook wel een aantal "schansen"(omwalde versterkte plaatsen). Ook de Hongaren waren gestopt met hun strooptochten naar het zuiden.
De veilige en strategische plaatsen trokken kooplieden aan, gevolgd door "tabernarii" (taberna: houten hut, kraam, werkplaats, herberg, wisselkantoor), taverniers (wijnhuishouder, kroeghouders), en "hospitari" (gastverblijfhouders).
Onder de bescherming van het "castrum" ontwikkelt zich het "suburbium", de koopmanswijk.
De uitwijking van het land naar de stad begint. De opkomst van de steden valt samen met een tot dan toe ongekende overbevolking. De vruchtbare grond wordt meer en meer belast met teelten.
De jongere boerenzonen verlaten de vaderlijke hoeve, hoeve vooral afgestemd op de voeding van één gezin. Een aantal mensen zwierven langs de wegen en verhuurden zich als dagloners of dagschalken (dienstknecht) of werden "joculatores", speellieden die o.a. met dansende beren rondtrokken of leefden van de liefdadigheid van de kloosters.
Zij vormen een deel van de heerscharen, waarmede Willem van Normandië Engeland verovert (1066), de pioniers van de kolonisatie welke de Vlaamse landbouwer van het jaar 1100 naar het oosten voert, tot in de Russische vlakte.
In 1095 ontstonden grote voedseltekorten in onze gewesten.
In datzelfde jaar riep Paus Urbanis II, tijdens het concilie van Clermont-Ferrand, op tot een kruistocht tegen de Turkse Seldjoeken. De trek naar het Midden-Oosten werd aangewakkerd.
In 1099 veroverden de kruisvaarders Jeruzalem en werd Godfried van Bouillon heer van voornoemde stad.
Zij vormen een deel van de heerscharen, waarmede Willem van Normandië Engeland verovert (1066), de pioniers van de kolonisatie welke de Vlaamse landbouwer van het jaar 1100 naar het oosten voert, tot in de Russische vlakte.
In 1095 ontstonden grote voedseltekorten in onze gewesten.
In datzelfde jaar riep Paus Urbanis II, tijdens het concilie van Clermont-Ferrand, op tot een kruistocht tegen de Turkse Seldjoeken. De trek naar het Midden-Oosten werd aangewakkerd.
In 1099 veroverden de kruisvaarders Jeruzalem en werd Godfried van Bouillon heer van voornoemde stad.
In de XIde eeuw, na de beëindiging van de Hongaarse strooptochten en onder impuls van de Luikse prins-bisschop trokken groepen Waalse landbouwers naar Hongarije, waar ze het land hielpen ontginnen. Zij onderhielden goede relaties met hun stamvaderland. Er is een verhaal van een groep Waalse Hongaren, die in 1447 naar Luik op bedevaart gingen. Men vroeg hen hoe ze zo goed het Luiks dialect konden spreken. Het antwoord was dat de mannen Hongaars geleerd hadden, om met de autochtonen zaken te doen, terwijl de vrouwen aan de haard hun oude spreektaal gebruikten met hun kinderen.(1)(p.123)
J.L. HUENS, "Drang naar het Oosten", in: 's Lands Glorie, dl II, Historia, s.d., nr. 98, p.14. |
Ook de Teuten waren onder weg, van uit Limburg, naar het Oosten om daar ambulante handel te drijven.
Die betere steê zochten/vonden zij meestal in de stad.
"Stadslucht maakt vrij!"
Toen toch.
Oostland, var. Oosterland, het land aan de boorden der Oost-zee, der Baltische zee, van welk land de inwoners Oosterlingen werden genaamd; waarvan nog het Oosterlingenhuis te Antwerpen.
Toen toch.
Oostland, var. Oosterland, het land aan de boorden der Oost-zee, der Baltische zee, van welk land de inwoners Oosterlingen werden genaamd; waarvan nog het Oosterlingenhuis te Antwerpen.
VERWIJZING
M. BRANTS, "Beknopte Cultuurgeschiedenis van het Vlaamse Volk", A. Manteau, Brussel, 1948, p.118. (2)
Frank R. Donovan en Thomas D. Kenderick, "De Vikingen", W. Gaade, Den Haag, 1964.
J. SCHOONJANS en J.L. HUENS, "'s Lands Glorie", dl II, Historia, s.d..(3)
L. VARGYAS, Hungarian Ballads I, pp.77, in: "Het Vlaamse volkslied in Europa" door Albert BOONE, lannoo, 1999, dl.1.(1)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten