Er wordt tegenwoordig over de opwarming van de aarde nogal eenzijdig bericht, vooral door de mondelinge pers, die gewoon navertelt van wat hun gebriefd wordt, de onderzoeksjournalistiek is ver weg. Er zijn instellingen of mensen die er een winstgevend handeltje proberen van te maken door de mensen schrik aan te jagen. Anderen proberen op een objectieve wijze info te brengen. Men moet zich wel hoeden voor mensen die redeneren vanuit een eenzijdige richting, het nieuwe geloof...
Daarom dit overzicht om een beter zicht te krijgen op het verleden, het heden en de toekomst.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De grote ijstijd: Het leven i.v.m. de klimaatsverandering tijdens de meest kritische periode van de menselijke ontwikkeling.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Preglaciale tijden
gedurende de aeonen van het Plioceen, had Europa een klimaat dat kouder en kouder werd naarmate de Grote IJstijd naderbij kwam. Deze voorbeelden zijn typisch voor de fauna, die door het ijs verdreven werd: de sabeltandige tijger, de mastodon, de neushoorn, de tapir, de gazelle en de reebok. Op Java leefde de aap-mens (Pithecanthropus erectus) en waarschijnlijk even primitieve typen in Europa.(1)(p.328)
Eerste ijstijd
Deze, de zogenaamde Günz-ijstijd, was gelijk men verwachten zou, de zachtste der vier ijstijden. Het door ijs bedekte gedeelte, is groen gekleurd. Let op de afwijkende kustlijnen: al het gele was land zonder ijs. Bemerk ook de landbruggen: oversteekplaatsen voor mens en dier. De Middellandse Zee was opgedeeld. Ysland maakte deel uit van het Europese continent. Skandinavië werd belast met een zware ijskap.
IJstijden
Telkens als de gletsjers zich over Europa verspreidden, werd de fauna, die van warmte hield, door een groep dieren, die zich aan de koude wisten aan te passen, vervangen: de mammoeth, de behaarde neushoorn, de holenbeer, de hyena, het muskusrund, de bizon, het rendier, de wilde hit. Ook de mens paste zich in de latere ijstijden aan de veranderende omstandigheden aan: boven de moesterische jagers.
Tweede ijstijd
De tweede ijstijd was erger dan de eerste, de z.g. Mindei-ijstijd. Heel Nederland en het noorden van België w.o. de huidige Kempen was er door bedekt. Waarschijnlijk was het land rond IJsland ook bedekt met ijs.
Interglaciale tijden
Tussen de ijstijden waren er perioden dat het klimaat weer zachter werd en andere fauna verscheen. Het oude type van de echte olifant, de neushoorn, het nijlpaard, de oeros, de beer, de wolf, het paard en het edelhert, hierboven afgebeeld, karakteriseren de langen Tweede Interglacial Periode, toen ook de mensen van de Chelleense en Acheuleense culturen leefden; maar van hun uiterlijk weten we niet veel...
Tweede Interglaciale Periode
De langste en warmste tussenperiode.
Vroeger dacht men dat het land destijds zeer hoog was, tegenwoordig neemt men het tegenover-gestelde aan. België en Nederland zijn hier als zee gekleurd. De landbruggen verdwenen.
Moesterische Cultuur
Tijdens de Tweede Interglaciale periode ontwikkelde zich in midden-Europa een cultuur, die later typisch werd voor de Neanderthaler, die zich aan de vierde ijstijd aanpaste. De ontdekking van het vuur en de bereiding van huiden tot kleding stelde deze stoere jagers in staat de toenemende koude te verdragen.
Derde ijstijd
Het Rissijs bedekte vermoedelijk minder land dan het Günzijs (eerste ijstijd). Zo allen het oosten van Nederland. Het groen geeft gletsjers aan. De aangrenzende gebieden hebben een Poolkli-
maat.
Aurignacsche Cultuur
Na de vierde ijstijd maakte Europa een periode van koude, maar versterkende steppegesteldheid door. Jagers van moderne bouw vervingen de Neanderthalers. Verschillende typen zijn te onderscheiden - Cro-magnon, Grimaldi, Predmost, Combe Capelle - allen of van Aurignacsche of van Magdaleense cultuur, die daaruit ontstond, of van een Solutreense , die uit het oosten binnendrong.
Vierde ijstijd
Noord- en Midden-Europa waren in die tijd bedekt met gletsjers en landijsmassa's.
De zeespiegel lag veel lager dan nu, omdat de watermassa's verbonden aren door landijs.
De Britse eilanden vormden nog een eenheid met het Europese continent, en Noord-Amerika en Azië tegenwoordig gescheiden door de Beringstraat waren met elkaar verbonden door een landbrug. (2)(p.9 en 12)
De landbruggen die tijdens de ijstijden bestonden, speelden vooral een belangrijke rol in de geschiedenis van de mensheid tijdens de Wurmijstijd. Vanuit Azië staken in twee groepen bewoners over het ijs, nu Beringtraat naar Noord-Amerika. Een eerste groep zou alleen de bloedgroep O hebben en een andere groep O en A.
Op de uitgestrekte steppen van Europa leefden grote kudden dieren. Wissenten, mammoets en reuzenelanden, één van de vele soorten rendieren en arctische zilvervossen breidden hun zwerfgebied uit tot in de Pyreneeën.
Links de hoofdverrijzing, rechts de secundaire fase, die als Bubi-ijstijd bekend staat. Deze ijstijd eindigde ca. 10.000 jaar geleden. De voorlopig laatste ijstijd heet het Weichselien en duurde van 100.000 tot 10.000 jaar terug.
Toen op het einde van de laatste ijstijd het klimaat terug opwarmde en het ijs begon te smelten
liep het gebied dat later de Noordzee zou vormen, geleidelijk weer vol. De meeste prehistorische landschappen liggen daarom nu begraven onder de bodem van de zee.
Dageraad van de landbouw
De groei van bossen maakte een einde aan de cultuur van de Magdaleense jagers, toen de koude afnam. Verspreide en gedegenereerde culturen worstelden voort, de mensen uit die cultuur leefden van visvangst. Toen ontstond in het Oosten, in Mesopotamië en Egypte de uitvinding die de maatschappij zou vernieuwen, in de prent de zaaitijd langs de Nijl.
Deze kaart is samengesteld onder toezicht van prof. H.J. FLEURE.
De reconstructies van het dierenleven zijn van prof. D.H.S. WATSON.
De ijskaartjes berusten op de door de professoren PEAKE en FLEURE verschaft materiaal in hun
"Condors of time".
De volle periode is ontvouwd in het onderstaande diagram.
De kleine ijstijd
Met de Kleine IJstijd wordt de relatief koude periode bedoeld die duurde van de
vijftiende tot en met de negentiende eeuw. Gemiddeld lag de temperatuur tijdens de Kleine IJstijd in West-Europa zo'n 1 à 2 graden onder de waarden die tegenwoordig worden bereikt. Wereldwijd lagen de gemiddelde temperaturen 0,5 tot 1 graad lager dan tegenwoordig. Met "tegenwoordig" wordt hier de klimatologische periode 1960 tot 1990 bedoeld.
|
Klaes MOLENAER, (°Haarlem VOOR 1630 - 1676), Winterlandschap, paneel, onderaan rechts getekend, 23x31 cm, geschatte waarde in 2003: € 23000 / 25.000, in: "Paris Drouot", veiling van 2 april 2003, p.20, hun cataloog, zie : www.gazette-drouot.com |
Klaes schilderde vele winterlandschappen meest met bevroren rivieren. In die periode waren er in de Nederlanden een plejade schilders die aan dit onderwerp verdienden. We zijn hier in de tweede helft van de zeventiende eeuw.
We zien een bevroren rivier, met links de kerk en rechts twee huizen waarvan de schouw niet rookt.
De bevroren vlakt heeft drie functies:
1. ze gebruiken als een oversteekplaats, weg om zich van hier naar daar te begeven al schaatsend.
2. Als weg om goederen te vervoeren op sleden: vaten, witte zakken
3. Gewoon als vermaak, om op te schaatsen.
In het ijs is een soort wak gemaakt. In steden zoals Goes(Zuid-Beveland) was er een waterloop en bij vriesweer moesten wakken worden opengehouden om bluswater te hebben bij brand. Deze wakken werden zolang het vroor gecontroleerd door de brandmeester.(4)( 16-de eeuw)
De wolken zijn typische voor deze weersomstandigheden.
Verwijzing
Rien POORTVLIET, "De tresoor van Jacob Jansz. Poortvliet", [ill. van de auteur] - Kampen, 1991, p.7.(4)
Jan ROMEIN, J. SUYS, S. VAN PRAAG en J. SMEDING, "Nieuwe Geïllustreerde Wereldgeschiedenis", Amsterdam, dl.I, 1929. (1)
"Speurtocht door het verleden", Reader's Digest, Brussel, 1986. (2)
Veilingcatalogus van Drouot, Parijs, 2 april 2003, p.20.