Rozendaalweg

Rozendaalweg
ECHELPOELHOEVE, Rozendaalweg: landelijk / mooi / historisch, foto: H. Vermeir

vrijdag 22 september 2017

P. de Ronsard : Liefdespoëzie


IN OPBOUW

Sonnet

Wie zien wil hoe fel Amor mij genaakt,
   Hoe hij mij grijpt, zich van mij meester maakt,
   Hoe hij mijn hart in vuur en ijs verkeert,
   Hoe zelfs mijn diepste schaamte hem vereert,
Wie zien wil hoe vergeefs en hoe gereed
   De jonge mens zich stort in liefdeleed,
   Hoeft slechts te lezen, en hij ziet mijn pijn
   Waarom godin noch god bekommerd zijn.
Dan weet hij dat liefde zonder rede is,
   Een zoete waan, een prachtgevangenis,
   Een vale hoop, gevoed door ijle wind.
En hij beseft tot zijn ontsteltenis
   Dat hem, verdwaald, als gids gegeven is
   Een blindeman. Zijn meester is een kind.

Het eerste sonnet uit Les Amours van P. de Ronsard (1525-1585).
Vertaling P. Thomas en K.P. naar Oeuvres complètes. Textes établi par et annoté par C.Cohen, 1950, I.3 (Bibliothèque de la Pléiade)


                                             Portret van P. Ronsard en van Cassandra Salviati

Naar een houtgravure gepubliceerd in de uitgave van de "Amours" uit 1553.
Hij is hier 27 jaar, en geïdealiseerd. Dat van haar is weergegeven volgens de toen geldende conventies.
in:  "Histoire Illustrée de la Littérature Française" van CH.-M. des Granges, Paris, septième éditions, 1916,   blz.203

Het origineel:

Qui voudra voir comme Amour me surmonte,
   Comme il m'assaut, comme il se fait vainquer,
   Comme il r'enflamme et r'englace mon coeur,
    Comme il reçoit un honneur de ma honte:
Qui voudra voir une jeunesse pronte,
   A suivre en vain l'objet de son mal-heur.
   Me vienne lire, il voirra ma douleur,
   Dont ma Deesse & mon dieu ne font conte,
Il cognoistra qu'Amour est sans raison,
   Un doux abus, une belle prison,
   Un vain espoir, qui de vent nous vient paistre:
Il cognoistra que l'homme se deçoit,
   Quand, plein d'erreur, un aveugle il reçoit
   Pour sa conduitte un enfant pour son maistre.

vrijdag 15 september 2017

* Rederijkerspoëzie : Anthonis de Roovere Brugghelinck "zotte refreinen" BRUGGE






Titelbladzijde van De Rooveres 'Rethoricale Wercken', Antwerpen, 1482.


"In 't amoureuze en het zotte"

'Gheen maetken vol voort overloopt'

Hy lutste// hy clutse//
noch wat aent bommeken/
Sy crevelde// hy stevelde//
sy speelden mommeken/
Hy greepse// doen peepse//
recht als een gans
Int donckere// den Jonckere//
wijsde zy tblommeken
Hy dancktese// doen janctese//
rechts als een stommeken/
Hy swichte// sy lichte// tvat stappans
Hy duchte//sy suchte// en sprach
och hans
Al leket// versteket// doch nederwaert
Ghy sult// ghevult// noch vinden bijcans
Mijn cruycxken// o buycxken//
den wijn niet spaert... 

Uit hierboven vernoemd werk, blz. 399-401, maar verschenen in: "Vlaanderen", jg.31, mei-juni 1982,  nr. 188, p.160.


Verliefd paar. Houtsnede uit de prozaroman 'Historie  van Floris ende Blancheflour'. Gedrukt bij J. van Doesborch - Antwerpen, ca. 1517. 
Het paar houdt een anjer - symbool van liefde - in de hand.

Verder over de poëzie van hierboven.
We moeten hiervoor naar zijn Rethoricale Wercken. Daarin verscheen 'Gheen maetken vol voort overloopt'.
Het is een scabreus gedicht waarin  sex tussen een 'fraey' en 'frisch ioncwyveken' en een 'rutere /  een clutere' ( clute:  grap, aardigheid, zotternij; een klucht, een ten toneel gevoerde grap) in termen van wijntappen beschreven wordt.
De jongen moet haar'maetken' of 'cruycxken' met wijn vaatje  vullen. De vrouwelijke onverzadigbaarheid wordt te kijk gezet. In de stokregel roept ze uit: "geen maetken vol voort overloopt", zodat  de drie eerste strofen steeds voortgang vinden.

We kennen uit de rederijkersliteratuur sex-refreinen, die de beeldspraak ontlenen aan een beroep, een ambacht of een spel. Het refrein van De Roovere is  het oudst(relatief-) dateerbare van deze refreinen.(1)

crevelen: haar hart ophalen
stappans: op staande voet 

BIOGRAFISCHE NOTA
De Roovere werd te Brugge geboren (De Dene noemt hem een ingheboren Poorter van Brugge)
zijn geboortejaar komt nergen aan de oppervlakte, maar er is een vermoeden dat dat ca. 1430 is.
Dat hij talentrijk was blijkt volgens De Dene dat hij op zeventienjarige leeftijd een rederijkerswedstrijd won die hem de titel van Prinche der Rethorijcken opleverde.
In het burgerleven was De Roovere een vry metselaar van zijnen ambachte, en bij heel wat feestelijke gebeurtenissen in de Bourgondische tijd werd een beroep op hem gedaan door het stadsbestuur voor de opsmuk van de Brugse straten.
Men vroeg hem ook om mee te helpen aan de enscenering, uitwerking( en regie?) van allerlei vertoningen zoals pantomines, spelen en 'togen' die in de stad  n.a.v. de feestelijkheden werden vertoond.
In 1466 viel hem een speciale eer te beurt. Omwille van bewezen diensten aan de stad en aan de bevolking kreeg hij een jaargeld toegekend  van zes pond groten, dat hem jaarlijks in twee schijven van drie pond uitbetaald werd  in september en maart. Van dat jaargeld kon hij niet leven.
Hij overleed in 1482.

BIBLIOGRAFIE

F. Van Vinckenroye, Anthonis De Roovere als wereldlijk dichter",  in: "Vlaanderen", nr. 188, jg. 31,1982, blz. 160. (1)