IN OPBOUW
Sonnet
Wie zien wil hoe fel Amor mij genaakt,
Hoe hij mij grijpt, zich van mij meester maakt,
Hoe hij mijn hart in vuur en ijs verkeert,
Hoe zelfs mijn diepste schaamte hem vereert,
Wie zien wil hoe vergeefs en hoe gereed
De jonge mens zich stort in liefdeleed,
Hoeft slechts te lezen, en hij ziet mijn pijn
Waarom godin noch god bekommerd zijn.
Dan weet hij dat liefde zonder rede is,
Een zoete waan, een prachtgevangenis,
Een vale hoop, gevoed door ijle wind.
En hij beseft tot zijn ontsteltenis
Dat hem, verdwaald, als gids gegeven is
Een blindeman. Zijn meester is een kind.
Het eerste sonnet uit Les Amours van P. de Ronsard (1525-1585).
Vertaling P. Thomas en K.P. naar Oeuvres complètes. Textes établi par et annoté par C.Cohen, 1950, I.3 (Bibliothèque de la Pléiade)
Portret van P. Ronsard en van Cassandra Salviati
Naar een houtgravure gepubliceerd in de uitgave van de "Amours" uit 1553.
Hij is hier 27 jaar, en geïdealiseerd. Dat van haar is weergegeven volgens de toen geldende conventies.
in: "Histoire Illustrée de la Littérature Française" van CH.-M. des Granges, Paris, septième éditions, 1916, blz.203
Het origineel:
Qui voudra voir comme Amour me surmonte,
Comme il m'assaut, comme il se fait vainquer,
Comme il r'enflamme et r'englace mon coeur,
Comme il reçoit un honneur de ma honte:
Qui voudra voir une jeunesse pronte,
A suivre en vain l'objet de son mal-heur.
Me vienne lire, il voirra ma douleur,
Dont ma Deesse & mon dieu ne font conte,
Il cognoistra qu'Amour est sans raison,
Un doux abus, une belle prison,
Un vain espoir, qui de vent nous vient paistre:
Il cognoistra que l'homme se deçoit,
Quand, plein d'erreur, un aveugle il reçoit
Pour sa conduitte un enfant pour son maistre.