******************************************************************************************************************************
G. GYSELS en G. MICHEL, "De Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden", Sciences et Lettres, Luik, 1953, p.26.
Het bestuur van een heerlijkheid bevatte meestal de uitoefening van eenzijdige rechten op goederen en personen.
De heer werd door ambtenaren bijgestaan.
Hij sprak recht in de feodale rechtbank, die tevens een jurisdictie van beroep was voor de domeinen van zijn leenmannen.
Hij beschikte over een kanselarij waarin klerken gerechtsoorkonden opstelden en alle schrijfwerk verrichten.
Ontstaan van vorstendommen op het gebied dat we nu België noemen. (10de en 11de eeuw)
G. GYSELS en G. MICHEL, "De Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden", Sciences et Lettres, Luik, 1953, p.71.
De heren schoven allerlei lasten op de schouders van de boerenstand.
De Conte des Vilains deVerson (dorp dat van de abdij van de Mont-Saint-Michel afhing) beschrijft nauwkeurig het ellendig bestaan van de lagere klassen en de horigen.
MACHTSMISBRUIK en SLAVERNIJ
G. GYSELS en G. MICHEL, "De Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden", Sciences et Lettres, Luik, 1953, p.26-27.
****************************************************************************************************************************
G. GYSELS en G. MICHEL, "De Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden", Sciences et Lettres, Luik, 1953, p.26.
Het bestuur van een heerlijkheid bevatte meestal de uitoefening van eenzijdige rechten op goederen en personen.
In ruil voor de aangegane verplichtingen verkreeg de vazal over de bewoners van zijn domein
bestuursmacht = heerlijke rechten
en bepaalde rechten verbonden aan het grondbezit = feodale rechten.
De omvang van de rechten van voornoemde verschilde volgens de concessie.
* Het bannum was het recht om reglementen uit te vaardigen, om politie te verzekeren, om officieren (baljuwen, ...) aan te stellen;
* Als gevolg van de banrechten waren de onderdanen verplicht, mits de betaling van een bepaald bedrag, gebruik te maken van bedrijfsgebouwen van de heer: molen, oven, brouwerij... ;
* Als gerechtsheer mocht de vazal boeten en lijfstraffen opleggen, de griffie- en zegelrechten en de notariële rechten innen;
* Het muntrecht, het recht om munt te slaan werd enkel aan hogere heren of bepaalde steden toegestaan;
* Talrijke doorgangs- en markttollen, werden geheven aan stedelingen, maar ook aan boeren, waardoor de bedrijfsactiviteit werd gehinderd.
* De landbouwers waren de heer voor het gebruik van de tenures een persoonlijke bijdrage verschuldigd (bede),of de cijns (in geld of natura) of de campipars (deelbouw of recht van de heer op een deel van de voortbrengselen).
* De onderdanen moesten corveeën (onbetaalde arbeid) verrichten aan burchten, wegen en bruggen en op het vroonhofland (bebouwd voor rekening van de heer).
De heer werd door ambtenaren bijgestaan.
Hij sprak recht in de feodale rechtbank, die tevens een jurisdictie van beroep was voor de domeinen van zijn leenmannen.
Hij beschikte over een kanselarij waarin klerken gerechtsoorkonden opstelden en alle schrijfwerk verrichten.
Ontstaan van vorstendommen op het gebied dat we nu België noemen. (10de en 11de eeuw)
G. GYSELS en G. MICHEL, "De Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden", Sciences et Lettres, Luik, 1953, p.71.
De heren schoven allerlei lasten op de schouders van de boerenstand.
De Conte des Vilains deVerson (dorp dat van de abdij van de Mont-Saint-Michel afhing) beschrijft nauwkeurig het ellendig bestaan van de lagere klassen en de horigen.
MACHTSMISBRUIK en SLAVERNIJ
"... wat later moet men wieden, met benden naar het veld gaan en er urenlang arbeiden onder het toezicht van de mannen van het kasteel.
Dan in de maand augustus, onder de bradende hitte, moet men het graan afmaaien, het aan schoven zetten en het in de schuren bergen; zelfs onze kinderen worden dan tewerkgesteld.
Het graan van de arme landbouwers blijft op het veld, het heeft te lijden van wind, regen en hagel tot ze klaar zijn met het werk van de heer.
Als de oogst geborgen is, komt de barse een hardvochtige tiendegaarder op zijn kar om een gedeelte van onze opbrengst voor de heer te heffen...
Dan in september op Onze-Lieve-Vrouwedag moet men één zwijn op de acht aan de heer afstaan. Op Sin-Dyonysius moeten de cijns en de gebruikelijke rechten afgedragen worden. Daarna wordt er geploegd en gezaaid, iedereen moet een acre (50 a) voor de heer eggen en rollen.
Met Sint-Andries en Kerstmis worden er geschenken, gebak en hoenders naar het kasteel gedragen terwijl er thuis niets overschiet voor de kinderen...
Dan moet men weer eggen en gerst zaaien. Daar hebben we Palmzondag. Zij die zich afsloven in dienst van de heer kennen echter geen vrolijke lente. Men moet naar de smid gaan om de paarden te laten beslaan en het bos intrekken om er mutsaards te binden...
Wat een hard bestaan! De heer heeft steen nodig voor een nieuw gebouw. Ga ze halen. De metselaars zijn vlijtig, gij wordt als opperman gebruikt.
Betaal de molenaar die zijn deel van je geringe opbrengst afhoudt want je moet naar de banmolen waar de heer nogmaals het zijne opeist. Betaal de trotse bakker van de heerlijkheid, die je brood zo slecht bakt...
Stort 3 schellingen aan de heer als je dochter trouwt...
De heren lachen om dit alles: ze spotten met de arme lijfeigenen..." (naar A. Thomas)G. GYSELS en G. MICHEL, "De Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden", Sciences et Lettres, Luik, 1953, p.26-27.
Engelse miniatuur uit het Psalter van koningin Mary, ca. 1310-1320, British Museum.
In: "Le Moyen Age", Jacques LE GOFF", Bordas, 1962, p.21.
De opzichter van de heer dirigeert; de boeren oogsten het graan met een sikkel.
De boer ging gebukt onder de heerschappij(dwingelandij) van de heren, hier uitgeoefend door een opziener met stok en hoorn, voorloper van de fluit. Het had alles van slavernij.
****************************************************************************************************************************