Jan Breugel, Het bezoek aan de hoeve, ca. 1600
"De talrijke pachters, die van de heren een stuk land huurden, leidden een veel riskant bestaan. Zij moesten jaarlijks pacht, herendiensten en belastingen opbrengen. In tijden als de oogst niet mee viel of als er oorlog was zaten zij helemaal aan de grond. Eenzelfde lot was ook de kleine zelfstandige boer beschoren. Bij tegenslag in de oogst en bij veesterfte zag die zich verplicht om bij een landheer een lening met hypotheek aan te gaan.
Geldgebrek noodzaakte velen ertoe hun grond te verkopen en die verder te pachten. Al deze boeren kenden een bestaan dat zich juist boven of onder de armoedegrens afspeelde." (https://www.bloggen.be/stamboomeveraerdt/archief.php?ID=251)
We zien hier hoe de rijke verpachter een een bezoek brengt aan zijn pachter en hem zelfs een geschenk overhandigd in moeilijke tijden. De pachteres opent zelfs haar beurs. De andere personen in het huis zijn allen druk bezig: kinderen verzorgen, eten maken in een grote kuip op een open vuur, links zien we haspels om draad op te winden, rechts zijn er twee bezig in een boterton...
Het begrip 'boer' had in de vorige eeuwen nogal eens een pejoratieve betekenis. Op het einde van de 20-ste en het begin van de 21-ste eeuw werden zij in vele delen van Europa bedrijfsleiders. Ze kregen meer aanzien door een moderne bedrijfsvoering, die niet meer zat te wachten op het weer, maar ze grepen door moderne technologie in op het gebeuren. Hun inkomen steeg zienderogen en de beeldvorming veranderde aanzienlijk. In het boekje van zo'n 60 jaar geleden heette het nog een 'olijke boer'. Het ging dan over de gevoelswaarde van het begrip boer.
Zeispreuken
- Als ik u gelijk geef, zei de boer, dan zijn wij dadelijk uitgepraat. (Dit wil zeggen dat een boek het er niet gemakkelijk mede had om zijn ongelijk toe te geven. Hij werd als koppig ervaren.)
- Dat ding loopt verkeerd, zei de boer, en hij had een kreeft aan een touwtje.
- Dat is een andere soort van kreeften, zei de boer, en hij bracht kikvorsen ter markt.(Dat zijn kennis beperkt was tot boerenaangelegenheden)
- Dominee mag de knollen gerust nemen, zei de boer, want onze varkens lusten ze toch niet meer.
- Ik wist niet dat ik spelen kon, zei de boer, en hij rammelde wat op het instrument.
- Wat is het onverstandige regenen, zei de boer, hij valt je zo maar op je huid.
- Behulp is alles , zei de boer, en hij spande zijn wijf voor de ploeg.
- Dat lijkt wel een verguld ABC-bordje, zei de boer, en hij zag een notarisbord met vergulde letters uithangen.(blz.12)
- Op zulk een warme dag komt alles uit de grond, zei de dominee tegen de boer. Ach, antwoordde deze in eenvoudigheid des harten, dat hoop ik toch niet, want dan komt mijn kwaad wijf ook weerom. (blz.40)
- Geld is geen goede waar, zei de boer, want mijn hond die anders nogal loos is, wil het niet vreten. (blz.62)
- Dat ik aan het koren verlies, zal ik aan het spek wel weer vinden zei de boer, en zijn varkens liepen door het koren.(blz.82)
Spreekwoorden / Zegswijzen
- Daar staat geen boer in 't venster: Laat dat maar liggen, het staat niemand in de weg. (nr.1454)
- Hij lacht als een boer die een hoefijzer vindt: Hij lacht tevreden. (Het vinden van een hoefijzer bracht geluk in het volksgeloof.) (nr.1456)
- Zo leert men de boeren de kunst af: Zo verschalkt men een onnozele, om zijn geheim te weten te komen. (Weigerend en beschamend antwoord, gericht tot een nieuwsgierige die door vragen achter iemands geheim tracht te komen.) (nr.1462)
- Dertien in een boerendozijn: Boeren willen altijd afdingen of wat toehebben. (nr.1464)
- Hij speelt met zijn gat als een boer met zijn dorsvlegel. (Het taalgebruik kon in vroegere tijden wel eens rudimentair zijn.) (blz.11)
- Men late de edellieden hun wildgebraad, de boeren hun kermis en de honden hun been (of: hun bruiloft), zo blijft men ongedeerd. (blz.18)
- Daar een boer op zijn schop leunt en gaapt, is het vreemd, dat daar onkruid toeneemt?(sarcasme) (blz.13)
- Iedere boer meent dat zijn ekster een gans is. (Grotere waarde toekennen aan iets wat men zelf bezit dan aan dat van een ander)(blz.54)
- De boer zit op een cent als de duivel op een ziel. (blz.72)
Bron:
J. CAUBERGHE, "Nederlandsche Taalschat", deel II Spreekwijzen,Uitdrukkingen, Gezegden, Brepols, Turnhout, s.d., blz. 73.(de nrs)
G.A. MESTERS, "Prisma Spreekwoordenboek, Spreekwoorden en zegswijzen", Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, s.d. (blz. 27-30)
"De talrijke pachters, die van de heren een stuk land huurden, leidden een veel riskant bestaan. Zij moesten jaarlijks pacht, herendiensten en belastingen opbrengen. In tijden als de oogst niet mee viel of als er oorlog was zaten zij helemaal aan de grond. Eenzelfde lot was ook de kleine zelfstandige boer beschoren. Bij tegenslag in de oogst en bij veesterfte zag die zich verplicht om bij een landheer een lening met hypotheek aan te gaan.
Geldgebrek noodzaakte velen ertoe hun grond te verkopen en die verder te pachten. Al deze boeren kenden een bestaan dat zich juist boven of onder de armoedegrens afspeelde." (https://www.bloggen.be/stamboomeveraerdt/archief.php?ID=251)
We zien hier hoe de rijke verpachter een een bezoek brengt aan zijn pachter en hem zelfs een geschenk overhandigd in moeilijke tijden. De pachteres opent zelfs haar beurs. De andere personen in het huis zijn allen druk bezig: kinderen verzorgen, eten maken in een grote kuip op een open vuur, links zien we haspels om draad op te winden, rechts zijn er twee bezig in een boterton...
Het begrip 'boer' had in de vorige eeuwen nogal eens een pejoratieve betekenis. Op het einde van de 20-ste en het begin van de 21-ste eeuw werden zij in vele delen van Europa bedrijfsleiders. Ze kregen meer aanzien door een moderne bedrijfsvoering, die niet meer zat te wachten op het weer, maar ze grepen door moderne technologie in op het gebeuren. Hun inkomen steeg zienderogen en de beeldvorming veranderde aanzienlijk. In het boekje van zo'n 60 jaar geleden heette het nog een 'olijke boer'. Het ging dan over de gevoelswaarde van het begrip boer.
Zeispreuken
- Als ik u gelijk geef, zei de boer, dan zijn wij dadelijk uitgepraat. (Dit wil zeggen dat een boek het er niet gemakkelijk mede had om zijn ongelijk toe te geven. Hij werd als koppig ervaren.)
- Dat ding loopt verkeerd, zei de boer, en hij had een kreeft aan een touwtje.
- Dat is een andere soort van kreeften, zei de boer, en hij bracht kikvorsen ter markt.(Dat zijn kennis beperkt was tot boerenaangelegenheden)
- Dominee mag de knollen gerust nemen, zei de boer, want onze varkens lusten ze toch niet meer.
- Ik wist niet dat ik spelen kon, zei de boer, en hij rammelde wat op het instrument.
- Wat is het onverstandige regenen, zei de boer, hij valt je zo maar op je huid.
- Behulp is alles , zei de boer, en hij spande zijn wijf voor de ploeg.
- Dat lijkt wel een verguld ABC-bordje, zei de boer, en hij zag een notarisbord met vergulde letters uithangen.(blz.12)
- Op zulk een warme dag komt alles uit de grond, zei de dominee tegen de boer. Ach, antwoordde deze in eenvoudigheid des harten, dat hoop ik toch niet, want dan komt mijn kwaad wijf ook weerom. (blz.40)
- Geld is geen goede waar, zei de boer, want mijn hond die anders nogal loos is, wil het niet vreten. (blz.62)
- Dat ik aan het koren verlies, zal ik aan het spek wel weer vinden zei de boer, en zijn varkens liepen door het koren.(blz.82)
Spreekwoorden / Zegswijzen
- Daar staat geen boer in 't venster: Laat dat maar liggen, het staat niemand in de weg. (nr.1454)
- Hij lacht als een boer die een hoefijzer vindt: Hij lacht tevreden. (Het vinden van een hoefijzer bracht geluk in het volksgeloof.) (nr.1456)
- Zo leert men de boeren de kunst af: Zo verschalkt men een onnozele, om zijn geheim te weten te komen. (Weigerend en beschamend antwoord, gericht tot een nieuwsgierige die door vragen achter iemands geheim tracht te komen.) (nr.1462)
- Dertien in een boerendozijn: Boeren willen altijd afdingen of wat toehebben. (nr.1464)
- Hij speelt met zijn gat als een boer met zijn dorsvlegel. (Het taalgebruik kon in vroegere tijden wel eens rudimentair zijn.) (blz.11)
- Men late de edellieden hun wildgebraad, de boeren hun kermis en de honden hun been (of: hun bruiloft), zo blijft men ongedeerd. (blz.18)
- Daar een boer op zijn schop leunt en gaapt, is het vreemd, dat daar onkruid toeneemt?(sarcasme) (blz.13)
- Iedere boer meent dat zijn ekster een gans is. (Grotere waarde toekennen aan iets wat men zelf bezit dan aan dat van een ander)(blz.54)
- De boer zit op een cent als de duivel op een ziel. (blz.72)
Bron:
J. CAUBERGHE, "Nederlandsche Taalschat", deel II Spreekwijzen,Uitdrukkingen, Gezegden, Brepols, Turnhout, s.d., blz. 73.(de nrs)
G.A. MESTERS, "Prisma Spreekwoordenboek, Spreekwoorden en zegswijzen", Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, s.d. (blz. 27-30)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten