Rozendaalweg

Rozendaalweg
ECHELPOELHOEVE, Rozendaalweg: landelijk / mooi / historisch, foto: H. Vermeir

woensdag 25 januari 2012

GEDICHTENDAG 26.01.2012 VOLKSRIJMEN 't manneke in de maan * * *

Jan Fr. CANTRé, Het Mannetje in de Maan, hooutsnede, ca. 1931.(1)(p.15)
Cantré graveert hier op een poëtische wijze een fictie. Het geheel is geplaatst in een winters sneeuwlandschap, sneeuwvlokken, sneeuw, kale bomen. Er liggen takkenbossen, de maan,  het manneke en de houtvester. Een kerktoren met huizen in de verte.

Het verhaal zoals weergegeven in "Vlaanderen", p.14. Zie hieronder.
Poëzie in proza...

Het mannetje in de maan is eigenlijk helemaal geen mannetje. Het is een Vlaamse jongetje, Fonske geheten. En hij zit daar omdat hij vreselijk gelogen heeft.
"Fonske" zei zijn moeder eens tegen hem.
"Fonske", we hebben brandhout nodig. Je moet naar het bos gaan en dorre takken zoeken.
"Ja, moeder," zei Fonske.
Maar eigenlijk had hij er helemaal geen zin in. Het bos was groot en donker. En het werkje was vervelend, aldoor maar bukken en nog eens bukken.
Fonske dacht: "ik pak het anders aan."
Met zijn zakmes sneed hij takken af van de grote mooie bomen. Dat ging veel vlugger en was veel gemakkelijker. 
Met zijn takkenbos op de kruiwagen stapte Fonske naar huis. Maar nog was hij het bos niet uit, of de houtvester haalde hem in.
"Fonske, dat  hout, dat op je kruiwagen ligt is geen sprokkelhout. Je hebt het afgekapt. En dat is streng verboden. Dat weet je héél goed."
"'t Is nietes, meneer de houtvester," jokte Fonske, maar hij zag wit om de neus. 
"Het is heusch gesprokkeld en niet gekapt."
"Dat is gelogen, manneke. Ga jij maar eens mee naar het politiebureau. Dan zullen we dat eens uitzoeken."
Fonske begon te huilen.
"Meneer de houtvester," zei hij en hij veegde de tranen van zijn wangen, "als het niet waar is dat het hout gesprokkeld is, dan mag ik zo regelrecht naar de maan vliegen en ..."
Nooit heeft leugenachtig Fonske zijn zin kunnen afmaken, want, floepp!...
Heel verwonderd keek de houtvester omhoog en toen omlaag.De kruiwagen met hout stond er nog midden op het pad.
Maar Fonske was regelrecht, in een ommezien van tijd, de lucht doorgesuisd naar de maan.
En daar zit hij nu ... het mannetje in de maan huilt tranen van spijt en berouw.

Een zedenles, poëzie van de dagelijkse realiteit.



GRAPVERTELSEL

Daar kwam een boer met een kind -
en 't vertelselken begint.
Daar kwam een boer met een kalf -
en 't vertelselken is half.
Daar kwam een boer met een fluit ...
en ... 't vertelselken is uit.


Daar was eens een man
toe... luister dan!
Daar was eens een vrouw...
toe... luister nou!
Daar was eens een héér...
Och.. 'k vertel je niet meer.(1)(p.14)

Toen poëzie nog in het dagelijks leven aanwezig was.


RAADSEL

Ik ging eens naar Sint Lijven,
Ik ontmoette zeven wijven,
Ieder wijf droeg zeven rokken,
Iedre rok had zeven zakken,
In iedr zak zaten zeven katten,
en iedre kat had zeven jongen.
Hoeveel katten, zakken, rokken, wijven,
Kwamen er te Sint Lijven?


RAADSEL
Ik kwam eens in een bos gegaan,
Ik zag daar een wit kapelleke  staan;
Ik klopte op de deur;
Daar kwam een gele pater veur.(1)(p.81)

PROOSBRIEFJE

Eenen dronckaert op een ton
Eenen monnik op een non
Een paep op een baghyn
Soo heeft ygelyck 't syn.(2)(p.23)



Vanaf de 15de tot het einde  van de 18de eeuw organiseerde men loterijen voor het goede doel.
"De spelers betaalden aan een van de collecteurs het verschuldigde inleggeld en lieten hun  naam, vergezeld van een zogeheten prose, in een loterijregister inschrijven. 
een proze kon een bekende zegswijze of een spreekwoord zijn, zoals bijvoorbeeld 'Oost west, thuis best'. In de meeste gevallen was het een tekstje van eigen vinding, soms zeer gevat, soms erg onsamenhangend, al naargelang van de taalvaardigheid van de speler. Wie helemaal geen inspiratie bezat, kreeg eventueel een suggestie van de lotverkoper, wat meteen het voorkomen van bepaalde nogal stereotiep klinkende prozen verklaart." (2)(p.19)

Eentje uit Brugge, 1555.

Trecker laet u trecken staen
Wilt lichtelicken thuuswaert gaen
De paepen van der kercken
Liggen thuus met u wijf en wercken.



Referentie:

Paul Van Iepenburg, Anne De Vries, e.a., Vlaanderen, volkskundig leesboek, Groningen, 1931. (1)
Alfons Thijs, "Trect treckerken een goed lot", de dynamiek van loterijen in der pre-industriële samenleving, in: Post Factum, jaarboek voor Geschiedenis en Volkskunde,Provincie Antwerpen,jaarboek 1, 2009.(2)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten