Rozendaalweg

Rozendaalweg
ECHELPOELHOEVE, Rozendaalweg: landelijk / mooi / historisch, foto: H. Vermeir

vrijdag 27 december 2013

"Driekoningen" de versie van Felix Timmermans





Over de Driekoningen en de achtergrond had ik het hier al in deze blog op 25.01.2011. Gelieve daar ook te kijken. Hieronder volgt een verhaal van de Fé.

       DE AANKOMST VAN DE DRIE KONINGEN

Traag en afgemeten met een oosterse luiheid op pas der olifantspoten bonkte en bromde de donder der honderden pauken, en gerokken en slepend schalde 't geschetter der schelle bazuinen, terwijl zoetzagerig, herhalend, de rieten en schelpen zich mengden onder 't gedrup der helder fluiten.

Zo naderden al dichter en dichter onder 't dreunen der aarde de kleurige scharen als een groots, log-langzaam maar onontwendbaar geweld.

Maria werd angstig om die nakende grootsheid van dit blinkende leger met donkere gezichten. Haar hart klopte rap en zij hijgde als na een verre reis. Zij kon niets denken of willen, maar bleef lam op haar stoelken met het frazelende kind op haar schoot.

Jozef liep in en uit, knoopte z'n zijden foulard met gele bloemen rond zijn hals, en kuist druipend zweet van zijn voorhoofd.

Doch op een teken van haastige ruiters bleef op een honderd meter afstand, plots de stoet van ruiters en voetvolk pal, en verstomden de pauken en daalden de bazuinen.

Er waarde nu een vreemde stilte waarin rauwe, bevelende stemmen over en weer riepen, waarin bangelijk't geklank van de wapentuigen, hel in de komende avond roerde, en 't briesen der paarden van ongeduld getuigde.

Op een gegeven teken van een kemel-bereden hoofdman maakten de voorste rijen de weg op, om Kruisduit te laten passeren, gevolgd  van de machtige vorsten. Kruisduit riep naar de koning die op de hoge olifant zat en wees met zijn stok naat het stalleken. "Ginder is 't!" hoorde Maria hem roepen. Met een zalige lach van fierheid op zijn tandeloze mond stapte hij vooruit, en knikte van ver naar de bleke Maria en de ontroerde Jozef.

Op een halve boogscheut van het hutteken, hielden de dieren stil en knielden om de koningen neer te laten.
Felix Timmermans(Lier 1886- 1948),
foto Gyselinck, Kortrijk (1)

Maria stond recht, verleide plooien van haar kleed en wachtte. Jozef kwam nevens haar staan. En daar waren ze! Kruisduit voorop, dan de koningen, eveneens omhuld van zware balsemgeuren.

De eerste in 't rood, de tweede in 't goud en de andere, de zwarte, in maneschijngroen.

"Zie," zei Kruisduit zijn hoofd ontblotend, als ze bij Maria gekomen waren. "Edele Heren, daar is dit kindeken waarnaar gij mij gevraagd hebt, en dat zijn de ouders." Daarmee zette hij zich op zij, zag eens fier rond, en luisterde en zag dan met vooruitgestoken kop naar de koningen.

De rode koning maakte een trage, diepe stramme buiging en kwam vooruit. Hij droegom de smalle schouderseen appelrode fluwelen mantel, met hermelijnen pels; op zijn vaal, gladgeschoren vogelhoofd met grote zakneus en korenoogskens, stond een tafelgrote rode hoed waarboven schitterden de tanden van een zware, gouden kroon. In zijn witgehandschoende handen, waarop ei-grote, citroengele stenen fonkelden, hield hij een zilveren kistje, zo gevuld met gouden sieraden dat het deksel ervan openstond. En hij sprak met ontroerde vrouwenstem in gebroken Vlaams..

"Mijn naam is Balthazaar, en ik mag de gunst genieten te regeren over de landen waar specerijen groeien. Ik heb het boek geschreven over de komst van uw kind. De sterren hebben mij het geheim geopenbaard."
...
Toen naderde de koning met de gouden mantel om. "Dit is sGaspar"lei koning Balthazaar  uit. "Hij heerst daar waar de Euphraat het land dooradert, en waar het aards paradijs eens zijn weelde van geuren en geluk openspreide. Men noemt hem de volkeren-smelter, omdat hij honderd en zes oorlogen heeft gemaakt, en twaalfhonderd stammen onder zijn edelen scepter gelukkig laat leven. Honderduizend muilezelen kunnen al het goud niet dragen dat in zijn twintig roze-marmeren paleizen met hangende tuinen berust. Hij kan maar weinig Vlaams."

De krachtig, witgebaarde koning, klein onder de reuzige, purperen juwelenbebloemde tiara, sloeg zijn brokaat-gouden mantel op van binnengevoerde met zalmroze zijde, een rok van ragfijne kanten raakte tot aan zijn purperen schoenen.Hij knipte eens even met den wijsvinger over den duim, en een zwartgrijs moorken met roze handpalmen, een ring in de neus, en zijn haar verduldig in honderd keperkens geknoopt, bood hem een gulden wierookvat. De Koning knikte ernstig-vroom tot Maria en Jozef, knielde en liet met korte zwaaikens de blauwe wierook zoetjes voor het kind opwolken

Tegelijkertijd kwam de koning de Moren, omhuld van krakende goud-groene zijde, waardoorheeen het hemelsblauw van zijn klederen glom. een brede ketting van vingerdik goud en zwaar robijnenglanzen liet op zijn borst een zon van waterhelle diamanten stralen. de gekrolde tippen zijner schoenen waren van gebrand zilver, en op zijn hagelwitte tulband waaide en een bos van radijsroze pluimen.Hij rook naar munt en kostelijke olie, en Balthazar wist van hem te zeggen dat hij Melchior heette en heersende was over de woudrijke landen der olifanten en tijgers. 
...
Hij zei iets in zijn vreemde taal, en bood een kunstig gesneden ivoren kelk waarin de amberkleurige korrelen myrrhe blonken. ....

Uit: Het Kindeke Jezus in Vlaanderen.Van Kampen en zoon, Amsterdam, 1917. (tijdens WOI)

Postkaart waarop "Driekoningendag" in Brugge wordt uitgebeeld. De kaart heeft een moeilijk leesbare stempel uit 1901. Ze werd verstuurd vanuit Brugge naar iem. van Antwerpen.

Felix Timmermans:
Hij werd geboren te Lier als tiende van een gezien van veertien kinderen. Zijn vader was een rondreizend koopman in kant
Na zijn studies aan de middelbare school opende de Fé een kantwinkel. Hij leerde tekenen aan de stedelijke academie van  Lier. Daarenboven verheerlijkte hij in  zijn literair werk vooral Lier en de Nete.
Werken; Pallieter, Het Kindje Jezus in Vlaanderen, de Harp van Sint-Franciscus, Boerenpsalm, Pijp en toebak, Het Kindeke Jezus in Vlaanderen, Driekoningentriptiek...
Zijn stijl is als vuurwerk, spetterend van lach en leute.(2)(p.271)


BRON:

De bovenstaande tekst verscheen in:

"De Ring", dl 1, van Plantyn n.v., Antwerpen, 1966, op blz.308 e.v.
met als auteurs: W. Huygebaert, F. Ickx en M. Thys.

en
"Taalgroei", bloemlezing voor middelbare scholen en gelijkgestelden,  Procure, Brussel, s.d., 4de herziene druk, blz. 116; met als auteurs: Désiré Pissens en Juliaan Festraets.

Voor de foto (1): verscheen in"De Nederlandse Letteren", Marcel Didier, Brussel, 1943, op blz. 270.
met als auteurs: C. Van Genechten en A. De Muynck. (2)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten