Uit: " Van Nieuwjaarsavond tot Oudejaarsavond", Gust Müller, Goede Pers, Averbode, s.d., p.32.
Benamingen/Begin
Genoemd naar de Romeinse oorlogsgod Mars.
Aldus volgens de Oud-Romeinse kalender, de eerst maand van het jaar.
Volgens de Juliaanse, de derde maand van het jaar met 31 dagen.
Latijn Martius, Frans mars, Spaans marzo, Portugees Março,
Italiaans marzo, Duits März, Iers Marta.
Andere benamingen:
St.-Jozefsmaand (feest 19 maart),
Guldenmaand (O.-L.-Vrouwboodschap, 25 maart)
Vastenmand,
Lentemaand (21 maart),
Voorjaarsmaand, Zaaimaand, Dondermaand, Dorremaand, Kalvermaand, Lentemaand.
Dorremaand
Onze voorouders wijdden deze maand aan de god Thor of Donar, de dondergod, en noemden ze Thor- of Dondermaand vermoedelijk wegens het lenteonweer. In Dorremaand is Dorre waarschijnlijk de verbasterde vorm van Thor. Toch brengen sommigen de naam i.v.m. de dorre vasten of de dorheid van de natuur in die periode.
Gulden maand,
dit wegens het gulden mysterie van O.-L.-Vrouw-Boodschap (25 maart)
Lentemaand
Karel de Grote (ca. 800 n.c.) gaf aan maart de naam van Lenzin- of lengizinmanoth. "De g in het woord Lengizin werd in verband gebracht met het woord lente, met lengte.
De oude Friezen noemde ze de forjier-moanne of voorjaarsmaand, wat ook lentemaand betekent.
Horoskoop
- vissen (19 februari - 21 maart)
- ram (21 maart - 19 april)
In getijdenboeken
Maart
Deze afbeelding toont het werk op het veld tegen de achtergrond van het
kasteel van Lusignan, een van de bezittingen van
de hertog, zoals die ook in andere afbeeldingen van de kalender worden getoond.
Rechtsboven het kasteel zweeft de fee Mélusine, de beschermvrouwe van het kasteel. Linksboven kijken een schaapherder
en zijn hond naar een kudde schapen; drie boeren werken in een wijngaard. De
velden worden onder meer gescheiden door een monument met de titel 'Montjoie',
verwijzend naar de ontmoeting van de wijzen uit het oosten. Op de
voorgrond is een boer aan het ploegen achter twee ossen, een rood-gekleurd, de
andere zwart. De afbeelding van de ploeg is tot in detail uitgevoerd.
In het hemelgewelf bovenaan is centraal de zonnegod Helios in zijn
zonnewagen uitgebeeld, met links van hem het sterrenbeeld 'vissen' en rechts 'ram'.
Weerspreuken
Maart moet zijn "twaalf zomerse dagen" geven. Een heel deel weerspreuken zeggen dat droog, winderig weder in maart een goede lente aankondigt. Hoewel het weer van maart is eerder onvoorspelbaar... voor de doorsnee mens. Men spreekt wel algemeen van "maartse buien" en "aprilse grillen"..
- Maart guur, volle schuur.
- Nooit maart zo goed,
of hij sneeuwt een volle hoed.
- Koude in maart,
wordt een lente te paard,
en zaait vruchten in den haard.
- Een droge maart
is een goede zomer waard.
- Maart met een langen staart
brengt later spek en pensen aan de haard.
- Stof in maart, is goud( of geld) waard.
- Als maerte es droeghe sonder reghen,
Dat dinct den lieden wesen goet;
Noyt was ghepresen martse vloet,
Maer men prijst warmen sonneschijn. (OudeRymalmanak, XVe eeuw)
Een winderige dag in maart. Gravure van George Cruikshank als illustratie in The "Comic Almanak" for 1835, uitgegeven door Charles Tilt, Bibliopolist, fleet Street, Britisch Museum, BL. C 58 C7.
- Met maartse sneeuw de was gedaan
drijft alle vlekken naar de maan.
- Maartse sneeuw doet aan de akkervelden wee.
Maarts sneeuwwater bederft niet en wordt daarom, zegt men, als wijwater gebruikt.
Het is ook dienstig tegen brandwonden.
- Voor oude lieden heeft meert
kwaed hair in zijnen steert.
- Maart heeft venijn in zijnen steert.
Gebruik
Half maart telde in het volksleven, daar vroeger bij de boeren de verhuis gebeurde
en de knechten en meiden verhuurden zich.
Poezie
Waar zit jij, speelsche Maartsche kind,
in 't dolste van den jongen wind,
de wolken met hun buien
vol knorrigheid, zoo welgezind
tegen ons op te ruien?
Christoffel (1)(p.8)
MAART
Ik kwam met mijn hart in de Lente gegaan,
ik zag er noch bloesem noch rijzeren staan,
geen vogel drinken,
geen dauwen zinken,
geen bron van den wind aan het huiveren slaan...
Ik wacht nog altijd naar 't geritsel der blaân.
Ik kwam met mijn hart naar Lente. Ik tast:
de boomen schilferen dood aan hun bast...
Nauw groenen weiden,
de botten beiden,
de Winter houdt lucht en takken nog vast...
Wie weet of het zaad in de gronden al wast?
Ik zie nog geen bloesem, geen rijzeren staan...
Mijn hoop luistert lang naar het licht en de blaân.
De winden rijzen,
de vlagen deizen
voor nieuwe die plots opzweepen slaan:
o Lente,o Lente, zijt gij vergaan?
M. Brauns (2)(p.8)
blaân: bladeren
deizen: terug wijken
beiden: wachten
rijzeren: hier takken die nog niet schieten, groeien.
Bronnenmateriaal/
H. BAUWERAERTS, L. MONDEN en J. VAN LAER, "Dit nieuwe seizoe LENTE", Lannoo, Tielt, 1946, p.8. (1) en (2)
Gust MÜLLER, "Van Nieuwjaarsochtend tot Oudejaarsavond", Goede Pers, Averbode, s.d. p. 32.
Adolf ULENS, "De tijd in de folklore", oudheidkundige kring Essen, 1931, p.60.
André VER ELST, "Folkloristische tijdspiegel voor België", Brussel, s.d., p.138.
Wikipedia, voor de info over het getijdenboek Duc de Berry.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten