De Keisnijder of de Heks van Mallegem en Keisnijding van Bosch
Naar Pieter Bruegel de Oude (Breda ?,
1525/1530 – Brussel, 1569)
Gravure van Pieter van der Heyden (Antwerpen, ca. 1530 – 1575)
De keisnijder of de Heks van Mallegem (1559)
Gravure op papier
32,8 x 46,3 cm
Inv. 2006.5.1
Gravure van Pieter van der Heyden (Antwerpen, ca. 1530 – 1575)
De keisnijder of de Heks van Mallegem (1559)
Gravure op papier
32,8 x 46,3 cm
Inv. 2006.5.1
Koninklijke Bibliotheek Albert I
Brussel
Gekocht in 2006
Met steun van het Fonds Régional d’Acquisition des Musées
Gekocht in 2006
Met steun van het Fonds Régional d’Acquisition des Musées
de onderkast:
Ghy lieden van Mallegem wilt nu wels syn gesint,
Ick meester Jan, wil hier oock wel worden bemint.
Om v te genesen, benic gekomen hier,
tuwen dienste, met myn onder meesters fier.
Comt vry.den meesten met den minsten, sonder verbeyen,
Hebdy de wesp int hooft, oft loteren v de kyen.
Joan GALLE EXEDIT
Bovenstaande onderkast:
(Gij mensen van Mallegem, wees nu goed gezind,
Ik meester Jan, wil hier ook worden bemind.
Ik ben naar hier gekomen om u te genezen,
tot uw dienst samen met mijn vaardige helpers.
Kom vrij naar hier, de meesten en de minsten, zonder tijd te verliezen,
Heb je een wesp in het hoofd, of bewegende leien.) Harry F.E. Vermeir
Bij Jozef Cornelissen lezen we het volgende:
(Gij mensen van Mallegem, wees nu goed gezind,
Ik meester Jan, wil hier ook worden bemind.
Ik ben naar hier gekomen om u te genezen,
tot uw dienst samen met mijn vaardige helpers.
Kom vrij naar hier, de meesten en de minsten, zonder tijd te verliezen,
Heb je een wesp in het hoofd, of bewegende leien.) Harry F.E. Vermeir
Bij Jozef Cornelissen lezen we het volgende:
ZOTTEN
"Evenals de inboorlingen van zoveel Zuid-Nederlandse gemeenten, schijnen de Maldegemmers als zotten te hebben doorgegaan."
Bijschrijving
[zie bovenstaande gravure ]
Men ziet er een heelmeester(es), vergezeld door haar helpers, die onder de open lucht stenen of keien haalt uit het hoofd van Mallegemse burgers. [ of dat Breugel de burgers van Maldegem bedoelde ??? Het kan ook een associatie zijn die van de combinatie 'Mallegem - Maldegem' maakt]
Rechts van het midden schuiven de zieken aan om terecht te komen bij de heelmeester. Links is er een patiënt die wordt aangevoerd maar terwijl de beurs plundert van één van zijn helpers. Linksboven een watermolen waarbij de zakken met bloem worden aangedragen. Een molenaar had een slechte reputatie en werd gezien als een bedrieger. Twee uilen houden het gebeuren in het oog, waavan er één een pollepel in de snavel heeft. Een aantal dames met snavelkap liggen op vinkenslag om namaakmedicijn te ontvreemden. Over de hele tekening zwerven keien rond. Rechts achter het luik houden twee personen het gebeuren in de gaten. Rechts in het ei is er nog een charlatan-heelmeester in de weer. Links boven is er een kegelhoed waaruit de keien zomaar naar beneden vallen. De hele tekening gaat over bedrog. Links onder zit er iemand in de gevangenis voor wiens neus men een kei pendelt.
Het hele tafereel is de verbeelding van een verzameling bedriegers.
De heks woonde te Mallegem: het was haar verblijfplaats, in de zekerheid er een uitgebreid arbeidsveld te vinden. Er kwamen aldus mensen in massa van heinde en ver toegestroomd om zich te laten behandelen.
Mallegem was het oord van de zotten. Een fictieve plaatsnaam voor het gebeuren.
Keien
Rechts van het midden schuiven de zieken aan om terecht te komen bij de heelmeester. Links is er een patiënt die wordt aangevoerd maar terwijl de beurs plundert van één van zijn helpers. Linksboven een watermolen waarbij de zakken met bloem worden aangedragen. Een molenaar had een slechte reputatie en werd gezien als een bedrieger. Twee uilen houden het gebeuren in het oog, waavan er één een pollepel in de snavel heeft. Een aantal dames met snavelkap liggen op vinkenslag om namaakmedicijn te ontvreemden. Over de hele tekening zwerven keien rond. Rechts achter het luik houden twee personen het gebeuren in de gaten. Rechts in het ei is er nog een charlatan-heelmeester in de weer. Links boven is er een kegelhoed waaruit de keien zomaar naar beneden vallen. De hele tekening gaat over bedrog. Links onder zit er iemand in de gevangenis voor wiens neus men een kei pendelt.
Het hele tafereel is de verbeelding van een verzameling bedriegers.
De heks woonde te Mallegem: het was haar verblijfplaats, in de zekerheid er een uitgebreid arbeidsveld te vinden. Er kwamen aldus mensen in massa van heinde en ver toegestroomd om zich te laten behandelen.
Mallegem was het oord van de zotten. Een fictieve plaatsnaam voor het gebeuren.
Keien
Een kei in het hoofd hebben is synoniem met "van lotje getikt zijn", "een slag van de molen weghebben". Nu gebruikt men die uitdrukking uit scherts, maar eertijds nam men die beeldspraak ernstig op en, in de tijd toen men ter genezing van de ziekten sympathetische middelen aanwendde, geloofde men met veel overtuiging dat degenen die een uitwas op het hoofd had, vroeg of laat moest gek worden. Vandaar dat er maar één stap meer nodig was om op het idee te komen de kei, de oorzaak van de kwaal, te verwijderen.
Het volk geloofde dat de knobbels of vetbollen, die op de schedel of voorhoofd verschenen, keien inhielden, die uit de hersenen kwamen, die de werking daarvan hinderden.
Het thema was al in de belangstelling in de 15de eeuw bij Jeroen Bosch.
Het thema was al in de belangstelling in de 15de eeuw bij Jeroen Bosch.
Jeroen Bosch, De keisnijding, paneel, Prado, Madrid, ca. 1480-1490. Geen origineel werk van Jeroen?Kopie naar een vroeg werk?
Boven en onder het schilderij in gotische letters :
'meester snyt die keye ras:
Mijn name is Lubbert Das'
De naam Lubbert gold voor personen die een verstandelijke beperking hadden.
Deze prent stelt vier personen voor:
De patiënt, die zijn schoenen uittrok en achteroverleunend in een stoel zit en onder zijn rechterarm zijn beurs met een dolk erdoor. Onder de stoel zijn schoeisel. Hij heeft een opvallende rode broek aan, wat naar zijn zotheid kan verwijzen.
De dokter met een trechter op het hoofd , bezig met een scalpel een bloem uit het hoofd te verwijderende en aan zijn gordel een kruik. De kledij is roos en verwijst naar de zotheid , maar in mindere mate dan de broek van de patiënt.
De man met de tinnen kruik in de hand is gehuld in een soort pij, heeft tonsuur en is een monnik;
De vrouw die met beide armen op de tafel leunt , een boek op het hoofd heeft en een beursje heeft aanhangen.
De voet van de tafel heeft een plantaardige vorm.
Hier wordt zoals in de tekening van Breugel dwaasheid en bedrog uitgebeeld.
De keisnijder, de kwakzalver, de charlatan was een figuur uit de omgekeerde wereld die als afschrikking moest dienen.
De naïviteit / domheid van de sukkel 'Lubbert Das' wordt wordt misbruikt door hem wijs te maken dat hij van zijn domheid zou kunnen genezen door hem een kei uit het hoofd te halen.
De trechter van de wijsheid verwijst naar het tegengestelde doordat hij omgekeerd werd.En er zou wel eens een verband kunnen zijn tussen de kan en de trechter.
De moerastulp die uit het hoofd komt zou symbool van dwaasheid zijn. Volgens mevr. Philip zou de tulp 'geld' betekenen, geld dat uit de doorgestoken tas zal verdwijnen.
De vrouw met het boek op haar hoofd heeft de wijsheid boven zichzelf verheven en wacht stoïcijns af. Zij kijkt uit.
Boven en onder het schilderij in gotische letters :
'meester snyt die keye ras:
Mijn name is Lubbert Das'
De naam Lubbert gold voor personen die een verstandelijke beperking hadden.
Deze prent stelt vier personen voor:
De patiënt, die zijn schoenen uittrok en achteroverleunend in een stoel zit en onder zijn rechterarm zijn beurs met een dolk erdoor. Onder de stoel zijn schoeisel. Hij heeft een opvallende rode broek aan, wat naar zijn zotheid kan verwijzen.
De dokter met een trechter op het hoofd , bezig met een scalpel een bloem uit het hoofd te verwijderende en aan zijn gordel een kruik. De kledij is roos en verwijst naar de zotheid , maar in mindere mate dan de broek van de patiënt.
De man met de tinnen kruik in de hand is gehuld in een soort pij, heeft tonsuur en is een monnik;
De vrouw die met beide armen op de tafel leunt , een boek op het hoofd heeft en een beursje heeft aanhangen.
De voet van de tafel heeft een plantaardige vorm.
Hier wordt zoals in de tekening van Breugel dwaasheid en bedrog uitgebeeld.
De keisnijder, de kwakzalver, de charlatan was een figuur uit de omgekeerde wereld die als afschrikking moest dienen.
De naïviteit / domheid van de sukkel 'Lubbert Das' wordt wordt misbruikt door hem wijs te maken dat hij van zijn domheid zou kunnen genezen door hem een kei uit het hoofd te halen.
De trechter van de wijsheid verwijst naar het tegengestelde doordat hij omgekeerd werd.En er zou wel eens een verband kunnen zijn tussen de kan en de trechter.
De moerastulp die uit het hoofd komt zou symbool van dwaasheid zijn. Volgens mevr. Philip zou de tulp 'geld' betekenen, geld dat uit de doorgestoken tas zal verdwijnen.
De vrouw met het boek op haar hoofd heeft de wijsheid boven zichzelf verheven en wacht stoïcijns af. Zij kijkt uit.
Verklaring
Maldegem: Het achtervoegsel "-gem" stamt af van het Germaanse (Frankische) "-haim" (= heem, huis, woonplaats). Plaatsnamen die hierop eindigen stammen vaak uit de 10de eeuw. Maldegem betekent ‘vesting van (onbekende naam Germaanse leider)’.
En dan is er nog Mijnheerken van Maldeghem...
BRONNEN
Catalogus, Jheronimus Bosch, Noordbrabants Museum, 's-Hertogenbosch, Nederland, 1967, p.124/125
Jozef CORNELISSEN, Nederlandsch Volkshumor op stad en dorp, land en volk, dl. II, De sikkel, Antwerpen, 1929, p.38/39 en 83.
Frans L.M. DONY, Jeroen Bosch, Lekturama, Rotterdam, 1976, p.84.
Jozef CORNELISSEN, Nederlandsch Volkshumor op stad en dorp, land en volk, dl. II, De sikkel, Antwerpen, 1929, p.38/39 en 83.
Frans L.M. DONY, Jeroen Bosch, Lekturama, Rotterdam, 1976, p.84.
Lous LEBEER, Catalogue raisonné des estampes de Bruegel l'ancien (1520/25 - na 1569), Nationale Bibliotheek Albert I, Brussel, 1969, p.84-86.