Rozendaalweg

Rozendaalweg
ECHELPOELHOEVE, Rozendaalweg: landelijk / mooi / historisch, foto: H. Vermeir

donderdag 27 augustus 2020

Spreekwoord: Boontje komt m zijn loontje

in opbouw

Boontje komt om zijn loontje

Gezegd van iemand die zijn of haar verdiende loon krijgt voor wat er misdreven werd.

Ontleend aan een oud volkssprookje, waarin de boon het kooltje vuur  dat in het water viel zo luid uitlachte, dat ze barstte.

Ik zal het sprookje van erwtje, boontje, strootje en kooltjesvuur zeggen;
Hoe dat strootje, in plaats van een brug, over een sloot ging leggen;
Daar erwtje over heen rolde, om niet te komen in nood.
Maar met dat kooltjevuur op het midden kwam,
't strootje door en kooltjevuur viel in de sloot,
Waar het zijn ongeluk, als je wel denken kunt, betreurde.
En hoe boontje toen, om kooltjevuurs ongeluk, zo lachte dat zijn buisje scheurde.
Hoe dat boonte toen, om lapje voor zijn buis te krijgen, naar de schoenmaker trad;
Sinds die tijd hebben al de boontjes zwarte lapje aan hun buis gehad.

vrijdag 21 augustus 2020

"Abraham en zijn mosterd" uitdrukking die tot de verbeelding spreekt ,

In Opbouw

Rond de stamvader van de joden zijn er een aantal beeldrijk uitdrukkingen:

1. Hij zit in Abrahams schoot: hij leidt een aangenaam leven. naar Lucas XVI: 22 en 23.
2. Hij heeft Abraham gezien: hij is boven de 50 jaar. naar Johannes VIII: 57.
    Variante: Beste Abraham, deze kaas is niet vet, niet belegen en 50-plus, net als jij. (Nederland)
3. Abrammetje spelen: maar de halve waarheid zeggen. naar Genesis XII: 10-19.
4. Hij / zij weet waar Abram de mosterd haalt: en is op de hoogte van de zaak. naar Genesis XXII.

Dit laatste spreekwoord werd in de XXste eeuw veel gebruikt.
Drie elementen:
 + Mosterd zou staan voor 'mutsaard' en verwijzen naar het gruwelijk leerverhaal waarin Araham zijn eigen zoon Isaak als brandoffer moet slachten. Hij zou naar een 'mutsaard' gezocht hebben. Maar in Genesis XXII,1-14 is geen sprake ven een dergelijk voorwerp: 'Abraham liet zijn zoon het hout voor het brandoffer dragen; zelf droeg hij het vuur en het offermes.
Zo gingen zij samen op weg. Toen zei Isaak tegen zijn vader Abraham (...): "Wij hebben veel vuur en hout, maar waar is het offerdier?" ....

+ Er is ook een Duitse variante : "Er weiss wo Barthel den Most holt", 'Mosterd' zou komen van 'Mosr' dat een verbastering zou zijn van het Jiddische 'moos' dat soms 'geld' betekent. het Nederlands zou 'Barthel' vervangen hebben door 'Abraham'. Hierbij gaat men ervan uit dat de Duitse spreekwijze oorspronkelijker is dan de Nederlandse, maar dat is niet bewezen.

+F.A Stoett ziet in 'Abraham' een willekeurige in het Nederlands veel gebruikte naam, en hij vat 'mosterd' letterlijk op. Mosterd is een alledaags goed dat ook in andere gezegden vorkomt; zo betekende in de 17-de eeuw  'om mosterd gaan' 'gewoon' een boodschap doen.
Als men van iem. beweert  dat hij weet waar Abraham de mosterd haalt, betekent zulks: hij weet wel waar iem. iets kan kopen, hij is op de hoogte van een zaak, hij weet er alles van.
Het Frans heeft: 'Il n'est pas tombé de la dernière pluie';
het Engels: 'He has been around, there is no flie on him', We gaan er niet op in.

Mosterd gezegden

1. Dat is mosterd na de maaltijd: dat helpt niet meer; die hulp komt te laat.

2. Iem. door de mosterd halen: haar/hem scherpe verwijten maken. Als e scherpe mosterd eet , springen de tranen in de ogen.

3. Dat ruikt naar mosterd: dat is ketterij.
    De mutsaard was de brandstapel, waarop de ketters werden verbrand. Bij verbastering  ook: dat ruikt nar mosterd. Het kreeg ook de volgende betekenis: dat is heel duur.

Bronnen:

BART MESOTTEN, Rondneuzen in woorden, 2-de reeks etymologische verkenningen, Pelckmans, Kapellen, 2000, blz. 103.
F.A. STOETT, Nederlandse Spreekwoorden, spreekwijzen uitdrukkingen en gezegden, vierde dr., 1923
K. TER LAAN, Nederlandse spreekwoorden/spreuken en zegswijzen, Vierentwintigste druk, Elsevier, 1988.
C.F. ZEEMAN Spreekwoorden aan de Bijbel ontleend, 1876; tweede druk  1888

dinsdag 4 augustus 2020

De kersentijd / Le temps des cerises





Rond, glad, blinkend, roos, rood en zwart, hangen ze smaak te zijn tussen het groen van de kerselaar. Zij zijn als het ware het symbool van de mooie dagen en van de gelukzaligheid van onze jeugd. We worden al bijna melancholisch bij de gedachte dat ze weldra van de markt zullen zijn, maar toch zullen ze volgend jaar wederkeren des te smakelijker en dikker van vorm en nog dieper van kleur.

Het plukken ervan laat ons al genieten van al hetgeen we er zullen kunnen van koken, distilleren, .......
Er worden lekkere taarten mede gebakken en ze worden wel eens samengebracht met alcohol. Zij worden vruchtenmoes, confituur, siroop en limonade. In de Alsace maken ze er lekkere kirsch van.

De kinderen vormen bij het zien van zoveel lekkers zelfs een kersenmond.

Wij eten al lange tijd kersen.
De kerselaar kwam in de eerste eeuw voor Chr. in Egypte reeds in bloei.
Het was de Romeinse generaal Lucullus die in Armenië oorlog voerde , die een plant meenam van Cérase of Cérasonte .... Vandaar de naam.

Lucullus liet de planten die hij meerbacht planten in de tuinen van het Pincio. Hij was fier over die aanplanting.

Volgens Plinius zou de plant reeds 25 jaar later in Bretagne zijn toegekomen.

Er ontstond einde 19de eeuw een uitzonderlijk lied rond de kersentijd

Le temps des cerises
Tekst: Jean-Baptiste Clément - Muziek: Antoine Renard

Het prachtig Frans lied werd op een magistrale manier gezongen door Yves Montand
Vertaling Harry F.E. Vermeir...

De Kersentijd

Wanneer we zingen over de kersentijd

dragen we met ons mee:
De vrolijke nachtegaal en de spottende merel
                        we vieren allen dit feest !
De schoonheden worden een beetje gek
En het hart van de verliefden klopt zonnig!

Wanneer we zingen over de kersentijd,

zal de spottende merel beter fluiten.

Maar de kersentijd duurt niet lang

daar men per twee dromend kersen plukt 
            met kersen aan de oren...



Liefdes kersen zoals de rozen

Al vallend onder de blaren tot rode bloedvlekken...
Maar de kersentijd duurt niet lang,
Hangers van koraal die men oogst al dromend!...

Wanneer we terug in  de kersentijd zullen zijn,

Indien je liefdesverdriet vreest,
          vermijd de schoonheden!

Ik vrees de indringende pijn  niet,

Ik zal niet leven  zonder één dag lijden...
Wanneer we in de kersentijd zijn.
Zullen jullie ook liefdesverdriet kennen!

Ik zal altijd houden van de kersentijd:

het is die tijd die in mijn hart verwijlt
               Een open wonde!
Dame Fortuna aan mij aangeboden,
kan nooit mijn smart beëindigen...
Ik zal altijd houden van de kersentijd:
en de herinnering die ik in mijn hart bewaar!

De tekst werd geschreven door een arbeider in de bronsindustrie.
Hij werd geboren op 31 mei 1836 in Boulogne-sur- Seine.
Na de beëindiging van de 'Commune' te Parijs, waaraan hij deelnam, werd hij ter dood veroordeeld. Hij vertrok in ballingschap  en verbleef in Londen en in Brussel. Het was in de laatste stad dat hij de tekst schreef.
Hij verkreeg gratie in 1880  en vertrok naar Parijs.
Hij overleed in 1903 te Parijs en de stad liet op de 'place de la Butte-Montmartre' een kerselaar planten.