Indiaan te paard. https://www.google.be/search?q=indiaan+te+paard&biw |
Ik ben de zoon der Turkooizen Vrouw
Boven op de geringde berg -
Mooie paarden, slank als wezels!
Mijn paard heeft een hoef als een gestreepte agaat,
Zijn vetlok is als een prachtige arendsveer,
Zijn benen zijn als de snelle bliksem.
Het lijf is als een pijl met arendsveren.
Mijn paard heeft een staart als een zwarte wolkensliert.
Ik leg soepele lasten op de rug van mijn paard.
De Kleine Heilige Wind waait door zijn haar.
Zijn manen zijn gemaakt van korte regenbogen.
De oren zijn van ronde maïskolven.
De ogen zijn van grote sterren.
Het hoofd is van gemengde wateren
(Van de heilige wateren - nimmer kent het dorst).
De tanden zijn van witte schelpen.
De lange regenboog is in zijn mond als biet,
en daarmee leid ik het.
Navaho Grote Kia ani
De lichaamsdelen zijn genoemd naar het menselijke: benen, hoofd, mond, ...
Het beroemdste paard uit de mythologie is Pegasos, het gevleugelde ros.
Sleipnir het overmoeibare ros van de Germaanse god Wodan (of Odin) had acht benen.
In de roman van de vier Heemskinderen (zonen van Aymon of Heymijn) worden deze helden in hun strijd tegen Karel de Grote geholpen door het reuzenpaard Beiaard, dat hen alle vier kon dragen en dan nog sneller was dan elk ander paard.
Maar in een Indiaanse zang die half magisch en half medisch is vinden we misschien wel de dichterlijkste verheerlijking van het paard.
Soms zingen medicijnmannen bij de Navaho-Indianen dit lied nog wel eens aan een ziekbed.
De bedoeling ervan is een mythisch dier uit de hemel te zingen en in het innerlijk van de patiënt los te laten, en men kan zich voorstellen dat er van het rijden - al is het maar verbeelding - op een zo prachtig paard een genezende werking kan uitgaan. Het daarop betrekking hebbende deel van de zang lees je hierboven. (in vertaling)
Literatuur:
Alexander Eliot, "Mythen van de Mensheid", Kosmos, 1977, p.162.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten