AAN EEN PRUIMELAAR KAN MEN SCHUDDEN
In het woordenboek van Dale (1992) vinden we het woord pruimelaar niet terug, maar wel pruimeboom. In Verdam (editie 1911) vinden we prumelaar of prumelarijn of prumerboom.
De betekenis van het gezegde: "Aan een pruimelaar mag men schudden, hij mindert niet."
Aan de betekenis van het gezegde is een mooi oud Vlaams vertelsel verbonden.
" Op een goeie keer, 't is lang geleden, 't was in de tijd dat er al eens heiligen terug op de wereld kwamen, waren Ons Heer en Sint-Pieter samen op wandel, in de streek rond Eeklo. Gelijk het in 't Meetjesland meestal de gewoonte is, staan boerenwoningen nogal ver op 't hof. Vooraan ligt dan de boomgaard.
't Was juist in de tijd van 't jaar, dat de pruimen rijp zijn. De middagzon had de twee reizigers, om zo te zeggen murw gestoofd, zo heet was 't. En ver of bij was er geen herberg, waar ze zich konden laven.
Daar zag Sint-Pieter op een boerenhof een pruimeboom,
zwaar beladen met grote, gele eierpruimen.
-'t Water komt mij er van om de tanden(1), zei hij tegen zijn meester.
Of 't er om gedaan was, kwam de boerin juist uit de keet(2) met een emmer spoelsel voor een krooi (3) biggen in de boomgaard. - Ksss... ksss... deed ze.
- 'k Zou wel eens vragen, zei Sint-Pieter, of ik eens mag schudden.
- Doe maar, zei ons Heer.
En Sint-Pieter de werf(4) op.
-Zeker, zeker, lachte de vrouw, schud gij maar op en neem voor uw kameraad ook een handsvol mee.
Sint-Pieter liet zijn eigen niet zoeken.(5) Hij pakte de onderste tak beet en ging aan het schudden dat het pruimen regende.
Hm... hm... zo sappig en lekker... wat smaakten ze. Hij stak ook zijn zakken vol en daarbij, hij spreidde zijn grote rode zakdoek uit over 't gras en laadde er zoveel in hij kon.
- Een appeltje voor de dorst, monkelde hij.
Maar nu komt het wonderste van de historie.
Als de boerin een poosje later naar de boom keek, zag ze niet dat de pruimen geminderd waren.
En zo is de spreuk ontstaan en 't gebruik opgekomen.
Maar om de waarheid te zeggen, 't is sedert de laatste oorlog(6) uit de mode."(7)
Tekstverwijzingen:
(1) Wij zouden zeggen: "Het water komt er mij van in de mond."
(2) de keet: gebouwtje van tijdelijke aard en tot tijdelijk verblijf( b.v. van landarbeiders, polderwerkers).
(3) de krooi: nest, troep.
(4) de werf: erf, ook verhoogde grond...
(5) "Sint-Pieter liet zijn eigen niet zoeken": niet dralen om op iets in te gaan.
(6) de laatste oorlog: WO II
Bronverwijzing:
FL. Decraene en A. Vercraeye, Stil en Goed, Van In, Lier, 1949, p.178.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten